Het komt altijd goed met een beer van goede wille. Neem nou Baroek, een grote, goeiige lobbes. Ziet er vervaarlijk uit
maar iedereen die hem kent weet dat hij nog nooit iemand kwaad heeft gedaan en dat ook niet van plan is.
maar iedereen die hem kent weet dat hij nog nooit iemand kwaad heeft gedaan en dat ook niet van plan is.
Hij wilde zo ontzettend graag een baantje in het bos, want nou ja: in het bos kent hij immers iedere boom en elke bocht. Een beer en het bos zijn één ziel, ze horen zo innig bij elkaar. Baroek wil bomen om zich heen, geen stadsluchtjes, geen herrie.
Maar die bomen, dat was juist het probleem. Baroek was zo groot en onmetelijk sterk. Waar hij liep kraakten links en rechts de bomen omver als luciferhoutjes. Je kon precies zien waar hij met zijn logge lijf doorheen was gemarcheerd.
Ja, wat moet je nou met zo’n beer.
Nu was de boswachter een man met verstand, iets wat veel mensen ontberen. Hij had er lang over na lopen denken en al was hij niet erg gelukkig met de kaalslag die Baroek soms aanrichtte, hij voelde sympathie voor de grote logge snuiverd. “ ‘t Is een goeie jongen”, zei hij dan. “Ja, er gaat wel wat aan, zo hier en daar. Dan ontstaat er biodiversiteit. Waar het bos plat ligt, krijgen de lieveheersbeestjes weer wat licht en lucht. Daar komen er dan weer meer van en dat is toch ook een vrolijk gezicht, zo al die kleine rode kevertjes. Wees er dankbaar om, dat die hier nog rondvliegen. Het zijn moeilijke tijden”.
Met name de burgemeester kon erg klagen over Baroek. “Dit is toch geen bos meer”, zei hij vaak, “jij met je biodiversiteit. Die beer legt een vierbaansweg aan voor zichzelf. Dat wil ik niet. Ik vind dat vervelend.”
Tja, daarmee had de burgemeester een argument waar een eenvoudige boswachter niets tegenin kon brengen.
Gelukkig kreeg hij net op datzelfde moment een geweldig idee. “Als we Baroek nu eens in zouden kunnen zetten voor gerichte houtkap”, zei hij. Ja, de boswachter kende zijn boekje. Gerichte houtkap betekent: dáár kappen waar het nut heeft.
De burgemeester, die het boekje zelf geschreven had, begreep onmiddellijk wat hij bedoelde. Het was een strenge winter geweest en zijn houtvoorraad begon op te raken. Het was zuinigjes aan met de open haard en dat stond niet sjiek, zo’n koud huis. Als Baroek, die geweldige grote stinkerd, voor hem een speciaal daarvoor aangewezen perceeltje omver kon lopen, zou dat naar ieders tevredenheid zijn.
“Zeg hem dat hij mag komen solliciteren”, zei de burgemeester.
En zo gebeurde het dat Baroek een vaste betrekking kreeg als medewerker bosonderhoud. “Maar dan wil ik ook gereedschap”, zei Baroek. “Ik wil een bijl en al die dingen die mijn collega’s ook hebben”. “Wat moet jij nou met een bijl”, zuchtte de boswachter. “Zulke spullen heeft zo’n grote, sterke kerel toch helemaal niet nodig!“
Maar om Baroek blij te maken, kreeg hij toch zijn bijl. En nadat hij daar zo’n tijdje mee rond had lopen harken, deed hij uiteindelijk precies dat waarvoor hij aangenomen was. In minder dan geen tijd legde hij tot ieders tevredenheid een mooi vierkantje perceel om. Zo had de burgemeester weer verwarming voor zijn woning en de slimme boswachter was nog meer in ieders achting gestegen vanwege zijn bijzondere ideeën.
En Baroek, die grote ruige klittenbeer, die toch helemaal geen fijne vingertjes had, kreeg eindelijk een echte, fijne baan.
Reacties
Een reactie posten